Tienden
Algemeen
De tiende is het tiende deel van iemands inkomen dat voor een speciaal doel werd afgezonderd.
Van oudsher werden in alle landen van Babylon tot Rome tienden van de tarweoogst, van het fruit en van de kudden voor verschillende doeleinden afgestaan.
Tijdens de eerste periode van het koningschap in Israël vormden zij een vaste belasting die door het volk aan de koning werd opgebracht.
Meestal heeft het geven van tienden een godsdienstige betekenis, maar het komt ook voor met een sociale betekenis.
Oude Testament
Bij de ontmoeting tussen Abraham en Melchizedek, de koning van Salem en priester van God, is voor de eerste keer sprake van tienden.
Melchizedek zegent Abraham en Abraham geeft hem na afloop van de strijd tegen een aantal koningen, van alles wat hij aan bezittingen had heroverd, de tienden.
(Gen. 14:18-20)
Zo’n zelfde spontane reactie zien we bij Jakob na zijn bijzondere ontmoeting met God in Bethel.
Jakob belooft:
De Here zal mij tot God zijn, en van alles wat God mij zal schenken, zal ik Hem de tienden geven. (Gen. 28:22)
Het geven van de tienden werd voor het volk Israël in de wet van Mozes vastgelegd.
En omdat Israël het volk van God was, had het geven van de tienden voor Israël een geestelijke betekenis.
Met het aanbieden ervan, moest men belijden, dat de Heer Zijn volk uit Egypte had geleid, en hen in Kanaän had gebracht, een land dat overvloeit van melk en honing.
God had hun dit land ten erfdeel gegeven. (Deutr. 26:3)
In het brengen van de tienden lag het getuigenis, dat alles wat Israël geworden was, en aan bezittingen ontvangen had, in feite het eigendom van de Here was.
En hiervoor kwam Hem dan ook de dank toe.
Later sloot David hierop aan toen het volk vrijwillig bijdroeg voor de tempelbouw:
Want het komt alles van U, en wij geven het U uit Uw hand. (1Kron. 29:9-14)
De tienden moest men aan de Here geven.
En de Here bestemde deze gave voor de priesters en de Levieten om in hun levensonderhoud te voorzien. (Num. 18:21)
God verbindt Zijn zegen aan het geven van tienden.
Vereer de HERE met wat je bezit en geef Hem Zijn deel van je inkomsten. Dan zullen je schuren te klein zijn en vloeit de most over de randen van je perskuip.
(Spr. 3:9-10 – Het Boek)
Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament staan geen instructies voor het geven van de tienden.
Wel wordt de noodzaak van het geven van gaven vermeld, maar dan wel vanuit de juiste gezindheid.
Jezus wijst de Farizeeën en de Schriftgeleerden terecht omdat zij hun tienden geven vanuit een verkeerde gezindheid.
Uw innerlijke zuiverheid blijkt het beste uit de mildheid waarmee u geeft. U geeft tien procent van al uw inkomsten aan de tempel.
Maar u denkt er niet aan rechtvaardig te zijn en God lief te hebben. En daar komt het nu juist op aan.
Natuurlijk is het geven van die tien procent heel goed, maar u mag de andere dingen niet verwaarlozen. (Luc. 11:41-42 – Het Boek)
Paulus schrijft in zijn brief aan de gemeente van Corinthe:
Als u het verlangen hebt om te geven, is het niet belangrijk hoeveel u geeft.
God vraagt om wat wij hebben en niet om wat wij niet hebben.
Ik bedoel natuurlijk niet dat u anderen zo moet helpen, dat u daardoor zelf gebrek gaat lijden.
Het is een kwestie van eerlijk delen. (2Cor. 8:12-13 – Het Boek)
Ieder moet voor zichzelf uitmaken hoeveel hij zal geven. Dwing niemand iets te geven, want dan doet hij het met tegenzin.
God houdt ervan dat u met een blij hart geeft.
God geeft Zijn genade in overvloed, zodat u niet alleen zelf alles krijgt wat nodig is, maar het ook royaal met anderen kunt delen. (2Cor. 9:6-8 – Het Boek)
In een levende en gezonde verhouding tot God is er ook de erkenning, dat we alles van Hem ontvangen.
Dan is er ook de bereidheid om een deel van onze inkomsten af te zonderen voor de Heer en voor Zijn dienst.
De plaats om onze gaven te geven is de gemeente.
In de gemeente ontvangen we zegen, en daar brengen we vanuit dankbaarheid en verantwoordelijkheid ook onze gaven.
Principes
Van Mij is het zilver en het goud… (Hag. 2:8)
God is eigenaar van alles.
Alles wat we hebben, behoort aan God.
God stelt Zijn bezit ter beschikking om het te gebruiken.
Ook wat we ons eigendom noemen, omdat we ervoor hebben betaald of ervoor hebben gewerkt, hebben we van God te leen.
Wij geven het uit Uw hand…
Vanuit bijbels standpunt gezien is het geven van de tienden niet zo zeer een offer.
Het is een geldelijke bijdrage tot het onderhoud van het geestelijk gezin.
Het geven van de tienden is eerder een “gebaar” dat we God alles geven, wat we van Hem hebben ontvangen.
God heeft de blijmoedige gever lief…
Een ieder doe, zoals hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief…
Geef vanuit dankbaarheid…
Geven wordt geboren in je hart.
God ziet ons hart aan.
Geef vanuit liefde, overgave en toewijding.
Geef met blijdschap en dankbaarheid.
Conclusie
Tienden is een richtlijn voor de grootte van onze gave.
Het is een bijbels gegeven, waardoor het werk van God zich gezond kan blijven ontwikkelen.
In de gemeente vertrouwen we op de vrijwillige bijdrage van ieder die deel uitmaakt van de gemeente, waarbij ieder voor zichzelf bepaalt hoeveel hij geeft.
Geef niet, om er zelf beter van te worden, maar geef, omdat je Gods genade ontvangen hebt.
Geef niet vanuit een schuldgevoel of om God gunstig te stemmen, maar geef, omdat je God dankbaar bent.
Geef niet, omdat het zou moeten vanwege een wet, maar geef vrijwillig vanuit een blijmoedig hart.